Begrippen

What the hell!?
Sommige woorden die op deze blog gebruikt worden lijken misschien Chinees, omdat het geen woorden zijn die we dagelijks gebruiken. Om precies te kunnen begrijpen waarover het gaat, maken we hieronder een opsomming van de meest voorkomende begrippen en hun betekenis. Kan je het woord dat je zoekt hier niet terugvinden, laat dan gerust een berichtje achter en dan zoeken wij het voor je uit.

  • ADOLESCENTIE
    Adolescentie is de overgangsperiode vanaf de pubertijd tot aan de volwassenheid. In de adolescentie periode maakt de jongere een sociale, psychologische en cognitieve ontwikkeling door. Vaak wordt de leeftijd van 15 tot 20 jaar aangehouden. Maar ook kinderen vanaf 12 jaar en mensen tot midden twintig worden soms onder adolescenten gerekend.
  • AANGEBOREN HARTAANDOENING
    Aangeboren hartaandoeningen vertegenwoordigen ongeveer 10% van alle aangeboren aandoeningen. Dergelijke afwijkingen zijn meestal het gevolg van een stoornis in de ontwikkeling van het hart in de vroegste embryonale periode. Deze hartafwijkingen kunnen sterk variëren in ernst. Sommige aangeboren hartafwijkingen (zoals een aortaklep die niet uit drie maar uit twee kleppen bestaat) zijn vrij onschuldig en geven meestal geen problemen. Andere afwijkingen zijn zo ernstig dat operatief ingrijpen levensnoodzakelijk is. Afhankelijk van de ernst van de afwijking, ervaren patiënten beperkingen in hun dagdagelijks leven. Zo is voltijds werken niet voor alle patiënten mogelijk.
  • CHRONISCHE ZIEKTE
    Een chronische ziekte is een medische aandoening die lange tijd aanhoudt, doorgaans traag tot ontwikkeling komt, en een impact heeft op het dagdagelijks leven van mensen. Voorbeelden zijn: chronische rugpijn, astma, ziekte van Crohn, Type 1 diabetes, aangeboren hartaandoeningen, … Naar schatting zou zo’n 27% van de Belgische volwassenen minstens één chronische ziekte rapporteren (KCE Reports 190A, 2012).
  • COPING
    Coping verwijst naar de manier waarop mensen met problemen en/of moeilijke situaties omgaan. Meestal maakt men een onderscheid tussen meer adaptieve copingstrategieën, zoals een actieve probleemoplossende houding of het zoeken van steun bij familie of vrienden, en meer maladaptieve strategieën, waaronder vermijdende en passieve strategieën zoals afleiding zoeken, doen alsof het probleem niet bestaat, en zich overmatig zorgen maken over het probleem. Wat adaptief of maladaptief is, hangt natuurlijk ook af van het soort probleem waarmee men geconfronteerd wordt.
  • GEN-OMGEVINGSINTERACTIE
    Gen-omgevinginteractie is het samenspel tussen de genetische achtergrond en de omgeving waarin een persoon leeft. Sommige genetische kenmerken van een persoon komen enkel of sterker tot uiting wanneer hij/zij leeft in een bepaalde omgeving. Bijvoorbeeld wanneer je genetische aanleg hebt om snel bruin te worden, zal je toch pas bruinen als de zon schijnt. Omgekeerd kan een bepaalde omgeving enkel of sterker invloed hebben wanneer een persoon hier van nature gevoelig voor is ten gevolge van zijn genetische achtergrond. Bijvoorbeeld leven in een warm en zonnig land zal ervoor zorgen dat personen die van nature gemakkelijker bruin worden ook bruiner zijn dan mensen zonder deze aanleg.
  • IDENTITEIT
    In de adolescentie dienen jongeren te komen tot een eigen identiteit. Ze dienen een antwoord te zoeken op vragen als ‘Wie ben ik?’, ‘Wat wil ik in het leven?’, en ‘Wat zijn mijn waarden en doelen?’. Een sterke identiteit kenmerkt zich door sterke bindingen (bijv. je hebt gekozen voor een bepaalde studierichting en je bent ervan overtuigd dat deze goed aansluit bij je interesses en vaardigheden) voorafgegaan door grondige exploratie (bijv. voordat je voor deze studierichting hebt gekozen, heb je je ook geïnformeerd over andere mogelijke studierichting door brochures te lezen of hier met anderen over te praten).
  • OPVOEDING
    In de opvoedingsliteratuur gaat men doorgaans kijken naar drie belangrijke opvoedingsdimensies: responsiviteit (d.i., de mate waarin je betrokken bent als ouder, en tegemoet komt aan de emotionele noden van je kind), regulatie (d.i., de mate waarin je bepaalde grenzen en regels opstelt waaraan je kind dient te gehoorzamen, en je het gedrag van je kind opvolgt), en tot slot psychologische controle (een eerder intrusieve, manipulatieve vorm van controle waarbij ouders controle willen verwerven over de gevoelswereld van hun kind door bijvoorbeeld schuldgevoelens uit te lokken).
  • PERSOONLIJKHEIDSTREKKEN
    Persoonlijkheidstrekken worden meestal als de kern van iemands zelfconcept aanzien en beschrijven de meest fundamentele persoonlijkheidsverschillen tussen mensen die ons gedrag al van jongs af aan mede bepalen. Deze trekken zouden maken dat mensen zich over tijd en over situaties heen relatief gelijkaardig gedragen. Een veelgebruikt theoretisch kader is de ‘Big Five’ van persoonlijkheid waarin iemands persoonlijkheid wordt samengevat in vijf brede trekken: extraversie (mensen die energiek, sociaal, en positief zijn ingesteld), vriendelijkheid (gekenmerkt door empathie en hulpvaardigheid), zorgvuldigheid (gekenmerkt door doelgerichtheid, organisatie en verantwoordelijkheid), neuroticisme (gekenmerkt door angst, onzekerheid en negatieve gevoelens), en openheid (mensen die erg openstaan voor nieuwe dingen, leergierig en creatief zijn).
  • PSYCHOSOCIALE MOEILIJKHEDEN
    Dit is een verzamelterm die doorgaans in de psychologie wordt gebruikt om tal van psychologische en sociale moeilijkheden aan te duiden waaronder depressieve gevoelens, angst, eenzaamheid, laag zelfbeeld, agressie, pesten, middelenmisbruik, enz.
  • STATISTISCH SIGNIFICANT
    Een gevonden resultaat is statistisch significant wanneer we met enige zekerheid kunnen zeggen dat het niet op toeval berust. Met andere woorden, dat er in werkelijkheid een verband of een verschil bestaat. Dit besluit kunnen we nemen door met behulp van een statistische toets na te gaan of het resultaat dat we gevonden hebben verschilt van de waarde die we zouden verwachten wanneer het resultaat slechts op toeval zou berusten. Als dit het geval is, dan spreken we van een significant resultaat.
  • TYPE 1 DIABETES
    Type 1 diabetes wordt in de volksmond weleens jeugddiabetes genoemd, gezien de meeste kinderen deze diagnose krijgen in hun tienerjaren . Type 1 diabetes is een auto-immuunziekte. Dat betekent dat het eigen afweersysteem de oorzaak is. Normaal ruimt dit afweersysteem alleen ziektes op in iemands lichaam maar bij mensen met Type 1 diabetes vernielt het per ongeluk ook de cellen die insuline aanmaken. Dit zou te wijten zijn aan een soort erfelijke aanleg of gevoeligheid. Type 1 diabetes komt veel minder vaak voor dan Type 2 diabetes, maar heeft een grote impact op iemands leven. Dat komt omdat de behandeling zo ingrijpend is: een streng dieet volgen, alsook alle dagen insuline spuiten en bloedsuiker checken. Naast astma is diabetes de meest voorkomende chronische ziekte bij kinderen.
  • ZIEKTEPERCEPTIE
    Ziektepercepties verwijzen naar bepaalde gedachten of overtuigingen die patiënten hebben over hun ziekte. Patiënten verschillen bijvoorbeeld in de mate dat ze het gevoel hebben zelf controle te hebben over hun ziekte of klachten. Op dezelfde manier verschillen patiënten in de mate dat ze het gevoel hebben dat hun leven wordt bemoeilijkt of zelfs wordt beheerst door hun klachten.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑